Chords with lyrics
Tuning: Standard (E MajorE A augmentedA D MajorD G+G BB E MajorE)
Intro:
| D MajorD | G+G | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 1:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Ons vader was een struise vent van vijfentwintig jaar,
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
tegen werken dag en nacht had hij geen bezwaar.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
En zo is 't gekomen dat hij op een zekere keer
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
in de sterkte van zijn jeugd vuurtorenwachter wier.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 2:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Die toren stond daar op een rots in 't midden van de zee,
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
zo schoon gelijk die toren was, zo waren er geen twee.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
Maar als ge er van boven op staat ziet ge niks dan water,
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
als ge tijd en goesting hebt, ga maar eens zien, hij staat er.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 3:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
En daar stond ons vader dan te draaien met zijn lamp
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
tot er op een duistere nacht iets in zijn stralen kwam.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
Toen dacht hij bij zijn eigen : zie ik goed of zen ik mis,
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
van boven was 't een blote vrouw, van onder was 't ne vis.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 4:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Toen heeft hij dat schoon kind van de verdrinkingsdood gered,
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
ze lag met hare groene staart te drogen op zijn bed.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
Van boven heeft zo'n zeemeermin ook nooit geen kleren aan
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
en ons vader heeft zijn eigen toen heel efkes laten gaan.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 5:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Ze waren en ze bleven heel gelukkig alle twee,
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
ze speelden op de rotsen en ze zwommen in de zee.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
Tot er op een zomerdag een drieling wier geflikt:
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
twee klein viskes en den derde dat was ik.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 6:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Ons moeder is toen van verdriet terug in de zee gegon
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
omdat ze wist dat ze nooit geen zeemeerminnekens kopen kon.
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
Ons vader heeft drie emmers met tranen volgeblet,
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
toen heeft hij van koleire die twee viskes opgefret.
Interlude:
| G+G | D MajorD | A augmentedA | D MajorD |
| A augmentedA |
Verse 7:
D MajorD D MajorD A augmentedA D MajorD
Mijn vrienden, als ge soms eens langs het Noordzeestrand passeert
D MajorD D MajorD E MajorE A augmentedA
en ge ziet een blote vrouw met een vissesteert,
D MajorD D MajorD D MajorD G+G
loopt haar dan eens niet voorbij mee uw ogen toe,
G+G D MajorD A augmentedA D MajorD
doet z' alstublieft de groeten, want het is misschien ons moe.